Pijn.
Na een handvol betere dagen
vergeet ik al hoe schril mijn pijn telkens voelt.
Niets dat me zo natuurlijk afgaat
als pijnloze dagen.
Wanneer de pijn er niet (lees:
minder) is, kan ik me – als ik eraan zou willen denken maar dat wil ik niet – wel herinneren wat ik op pijndagen niet kan en wat ik dan verzin om de pijn
minder te voelen.
Bijvoorbeeld als ik thuiskom mijn
jas nog even aanhouden terwijl ik me mentaal voorbereid op een wrang samenspel
tussen wintermouw en schoudergordel.
Niet gaan zitten op een stoel, het toilet, in de zetel, maar
me laten vallen.
Zittend op het bankje in de
badkamer mijn haar borstelen, een twee rust, een twee rust.
Mijn haren niet wassen of in
korte schrobjes, omdat de schouders het niet houden.
Even vergeten zacht te zijn met
het washandje en ineenkrimpen door een beurse heup.
Een ritme roffelen op mijn
bovenbenen om de aandacht af te leiden van gillende gewrichten.
Merken dat ik ondiep en sneller
ga ademen, omdat een door pijn overwoekerd lichaam in stress-modus gaat. Tetris
of een zoete film of snoep om de loeiende systemen te kalmeren.
Wat autistisch wiebelen, bij
voorkeur een vol uur lang onder een hete douche want ik moet blijven bewegen
maar niet teveel, plus het is de laatste truc uit mijn trukendoos voordat ik
begin te wenen.
Grimassen tegen mezelf in de
spiegel.
Dingen laten vallen omdat ik door
de pijn niet goed voel hoe stevig ik iets vasthoud.
Plastiekjes rond dingen niet
opengescheurd krijgen, rare dingen proberen met een handpalm en tanden.
Zo weinig mogelijk kopen in een
zo dichtbij mogelijke winkel en het zakje mag absoluut zeker helemaal geen
enkele keer tegen de zijkant van mijn knie tikken.
Heel lang sukkelen met het fietsslot.
Na weken niet fietsen niet meer weten waar de fiets geparkeerd staat.
Bijna nooit meer thee drinken uit
de Amerikaanse beker omdat zo’n zware beker pijn doet.
De schoongewassen gietijzeren
kookpot zien hellen in de vaatwasser en een tel wachten alvorens die omhoog te
puffen met twee handen. Keer op keer bedenken dat die pot echt te mooi is om
weg te doen en ooit vind ik een dokter en die de diagnose.
Warrig van de pijn rommelen in de
medicijndoos op zoek naar een verdwaalde Dafalgan want op alleen maar Ibuprofen
600 trek ik het niet meer, een buisje vinden met zuigtabletten, vervaldatum
2013, ach dat riskeer ik, tot het groene klavertjevier van de dichtstbijzijnde
apotheker over een paar uur aanfloept, shaken met het tablettenbuisje zoals Dr.
House met zijn oranje rammelaartje Vicodin.
Yep, we doen aan zelfmedicatie.
We hebben ons leren behelpen. We
trekken onze plan.
Want dat er nog steeds geen
diagnose is en we het moe werden om die tegen de stroom in te blijven zoeken,
daar lacht mijn pijn dus mee.
Hard.