de baron gromt


Veel kunst in dit hart. En wat design in de kamers. Maar fan van kwibus Quinze zijn wij NIET. Visueel vandalisme veroorzaakt door bijziende beleggers, meer hebben wij er nooit in kunnen zien. Al maanden vooraf werden zijn Rock Strangers aangekondigd. Wij huurden toen nog op de promenade. Voor ons raam de zachte zee. Arme buren, verderop aan het Zeeheldenplein. Daar kwam de inlandse Stranger straks zijn ego kakken recht voor hun stormdeur. Arme kunst. Hoe haar tere trots beschermd tegen marktkramers met een masque d'artiste. Baron Ensor gromt in zijn graf.

watertheater


TAZ tovert ons lieflijke Leopoldpark om tot iets grootstedelijks. Vanmiddag danspasjes geswingd op snelle Afrikaanse ritmes. Een latte macchiato laten bouwen bij het caravannetje van de KoffieQueen. Waarna naar kringwinkel en snel effe langs bib: we zochten een boek over peren, de mooie moestuin, een stripverhaal of drie. Churros gesnoept. Waarna weer een latte op een waggelbankje naast de vijver, complexe gitaarriffs golfden ons over de parkplas tegemoet, drie meeuwen op een rij in het water deden wieg-duik-fladder-drijf iets wat een ware performance werd, moderne dans, een sprakeloze daad van muziekminnende dieren. Een voor een verlieten zij later met brede vleugelslag de glanzende spiegelvloer van hun bühne. Ook wij togen - onze vlerken rekkend - slentersloffend terug naar huis.

boemelen


Plots werd er gewerkt, ver, in een kustdorp met de z van zoostende. Heen en weer boemelen met de kusttram, vroege ochtend, late avond. Geen tijd voor de tuin, die mij niet nodig had om te ontploffen in warrelend rozenblad en juffertje-in-het-groen. Dit juffertje ontmoette op haar tram een negentigjarig besje dat ons op reis wijst naar een eiland voor de kust van Cannes, drie van de Méditerranée naar Blankenberge gewaaide zeilboot-Noren, een keffende teckel die heimwee wekt naar katten in kamers thuis, de Limburgse marinier die zijn hei soms mist en kilometers wolkenwerelden, duinkuiven, knoestig groen.

de leeuw in de meeuw


Op de daken rondom nestelen meeuwen. Vrijbuiters. Kapers en piraten. Want in het reclamekrantje lees ik over De Meeuwenfoon. "De brandweer zorgt dat er geen jonge vogels meer geboren worden. Dat doen ze door de eieren te schudden of te prikken. Let wel, enkel de brandweer mag dat doen. Probeer je dit zelf, dan bega je een overtreding. Daarnaast loop je het risico om aangevallen te worden. Meeuwen zullen hun nest tot het uiterste verdedigen." Wat me eraan doet denken. Vorige zondag op de kinderboerderij stond ik in een lentewei vol lammeren, zacht zonlicht, kleine gedachten, toen ik plots kordaat werd aangevallen door een razend mamaschaap. Licht als lucht vloog ik ruggelings tegen de weideomheining. De razernij van het moederdier. Ik tuur door het raam naar dakgescharrel met takjes en weet: de leeuw in de meeuw.

zuinig zeezicht


Holderdebolder verhuisd. Wij kijken nu over daken. Beneden in de straat de boekenboer. Rechts groeit de Grote Post. Links klokt de beiaard. Vanuit het bed het verre kantwerk van torens. En achter ons, alleen zichtbaar van op een stormachtig balkon, knipoogt een smal streepje zee.

tuintonnetje


De kogel vloog door de kerk. Wij blijven. Ons engagement neemt de vorm aan van een volkstuin. We gaan daar zaaien en planten, éénjarigen, maar ook rabarber en salie, frambozen en rozen. Maar in januari is het nog veel te koud voor dat alles. Dus starten we met het compostvat. Op ons appartementje trekken we bananenschillen in sliertjes en nijpen eierschalen fijn. Aardappelschillen mogen niet meedoen. Wel nu en dan een flard keukenpapier. Wanneer ons tuintonnetje begint te stinken moet het mee achterop de fiets. Fietsen is hier net even anders dan in het binnenland. Het regent minder, maar de wind waait wel harder. Even kijken door het raam. Hoe waaien de vlaggen, de wolken, de golven? Skydiven de meeuwen? Hoe gladder de zee hoe gemakkelijker wij fietsen. Richting Schorredijk. Richting compostvat, op naar onzen hof. Als we er eindelijk zijn, zijn wij er nog niet. Pas helemaal aan het eind ligt ons lapke klei. We stoppen de fietsen. Mijn lief opent het slot van ons tuinhek met een goudblinkend sleuteltje. Hij en ik kijken elkaar grijnzend aan. Wij delen nu dus een compostvat. Het is misschien niet romantisch maar wel keiserieus.

die lucht, dat licht, de zee en de meeuwen


Deze curieuze stad heeft ons ingepakt. Ingelijfd. Wij willen blijven. We weten nog niet helemaal hoe. Weer huren. Toch kopen. Bouwgrond is schaars. Huizen te duur ofwel te versleten. Huisbazen lusten onze maffe katten niet. En wij, willen wij wel echt nog heel lang hier blijven. Of is het een fling, doldwaze verliefdheid. Kan je na een dik jaar al zeggen: dit is een blijver. Die lucht, dat licht, de zee en de meeuwen. We ondervragen elkaar en denken diep na.